Middeleeuwen
De eerste scholen in Nederland werden opgericht naar het voorbeeld van de Engelse kloosterscholen. Deze scholen waren in eerste instantie gericht op het opleiden van jongens tot priester of monnik. De Frankische koning Karel de Grote bracht hier rond 800 na Chr. verandering in. Hij verplichtte iedere jongen in zijn rijk om aan een kloosterschool te leren lezen, schrijven, zingen en bidden. Op die manier kon het christendom zich sneller verspreiden en ontstond er nog meer eenheid in zijn rijk. Op de kloosterschool moesten de jongens voornamelijk Bijbelteksten uit hun hoofd leren, omdat er nog geen lesboeken waren. Perkament en handgeschreven boeken waren erg duur. Naast koorzang was rekenen een belangrijk vak in die tijd. Kennis van getallen was namelijk nodig bij de handel. Ondanks de strenge wetgeving van Karel de Grote konden niet alle jongens naar school. Veel kinderen moesten hun ouders helpen. Vanaf 1300 werden er ook scholen gesticht, die niet gebonden waren aan een klooster of kerk.
17e eeuw
In de periode van de Gouden Eeuw gingen ook steeds meer meisjes naar school. Er was nog geen sprake van aparte klassen, want alle leeftijden zaten bij elkaar. De kinderen kregen individuele opdrachten, die twee keer op een dag gecontroleerd werd door de meester. De kinderen moesten per les betalen. Rekenen was een stuk duurder dan lezen, waardoor niet iedereen leerde rekenen. Halverwege de achttiende eeuw kwam er een ontwikkeling op gang in het onderwijs, onder invloed van de Verlichting. De Bijbel en andere psalmteksten werden steeds meer vervangen door vakken waar mensen in het dagelijks leven wat aan hadden, zoals een vreemde taal leren of brieven schrijven. Veel steden en grote dorpen beschikten over een Latijnse school. Dit was een schooltype dat jongens voorbereidde op een religieus ambt of een vervolgopleiding aan de universiteit. Op Latijnse scholen werd strikt Latijn gesproken en meisjes konden geen onderwijs krijgen. In Edam bevond zich een Latijnse school in de Grote of Sint-Nicolaaskerk.
19e eeuw
Rond 1830 kregen leerlingen in groepjes les. Dit was een vroege vorm van klassikaal lesgeven. De klassen werden in vergelijking met de zeventiende eeuw ook beter verlicht en geventileerd. Door enkele wetten werd het onderwijs ook beter geregeld. Onderwijzers moesten verplicht een opleiding gevolgd hebben en de kerk kreeg een minder dominante rol in het onderwijs. Doordat de Latijnse school in Edam niet meer in gebruik was, kwam er behoefte aan een nieuwe school. De Edammer Gerrit Jan Frans Guffroy nam in 1823 het initiatief een Franse school op te richten in de stad. Vanwege het hoge schoolgeld was inschrijving op de school niet voor iedereen weggelegd. De Franse school was meer gericht op de praktijk en bereidde jongens voor op het handelsverkeer.
20e eeuw
Aan het begin van de 20e eeuw kregen leerlingen klassikaal les, waarbij de leerlingen per leeftijdscategorie in een klas zaten. De leerlingen zaten gerangschikt naar lengte. Door de leerplichtwet van 1900 moesten alle kinderen tussen de 6 en 12 naar school. Halverwege de 20e eeuw werd hygiëne steeds belangrijker. De kinderen kregen een schoolarts op bezoek en ze werden iedere dag gecheckt op schone handen. De leerlingen gingen ook op schoolreisje met de klas en er werd verkeersonderwijs gegeven. Vanaf de jaren '60 kreeg iedere leerling een eigen tafel en stoel, zodat er groepjes gevormd konden worden. Daarnaast werd de creativiteit van de leerlingen gestimuleerd met vakken als muziek, vrij tekenen en toneelspelen.
Nuttige informatie en/of website(s):
Waterlands Archief: Afbeeldingen (Beeldbank)
Waterlands Archief: Bibliotheek
Onderwijsmuseum: Een korte geschiedenis van het onderwijs
ONH: De Librije en de Latijnse School van Edam