Tot in de twintigste eeuw waren mensen vaak bijgelovig. Cornelis Bakker, huisarts te Broek in Waterland verzamelde tussen 1897 en 1916 volksverhalen uit Broek en wijde omgeving en deed onderzoek naar ‘geesten- en heksengeloof in Noord-Holland boven het IJ’. Bakker beschrijft onder andere verschillende personen, die men voor kol of heks aanzag. Ze werden beschreven als meest oude, weerloze vrouwen, vaak weduwe, die het niet al te breed hadden of zelfs arm waren.
Tussen zijn verzamelde verhalen zitten er ook die verwijzen naar Grietje Zwart, een in 1799 geboren vrouw uit Purmerend. Grietje trouwde met Almer Warder, in 1773 geboren in Beets en stierf in 1881 in die plaats. Ze werd ook wel Almers Grietje genoemd, naar haar echtgenoot en had kennelijk bepaalde gaven.
Twee voorbeelden die dokter Bakker heeft opgetekend met betrekking tot Grietje Zwart/Almers Grietje:
Almers Grietje kon ook belezen zonder aanraking, zonder dat de persoon het zelf wist. Oude Duivis van Zuidscharwou kwam krom en stijf aanloopen.
“Wie is dat?”, vroeg Griet.
“Wel, oude Duivis.”
“Wat scheelt hem?”, zei Griet.
“Wel, hij is krom van de rheumatiek.”
“Dat mag niet, voor den drommel”, zei Griet.
Ze ging in huis en een poos later zag mijn zegsman de oude Duivis al rechter en rechter loopen, en toen hij thuis kwam, was hij beter. Hij wist niet dat hij dit aan Griet te danken had.
En:
In de Beets was een vrouw, wier kind bekold was. Zij onderzocht het kussen. Daarin vond zij een harde kluit, juist in den vorm van een haan. Dien haan moest zij zonder vocht op het vuur zetten in een nieuwe pan tot de veeren verband waren. Den volgenden dag had Grietje Zwart en verbrand been.