Betje Wolff (1738-1804) werd geboren in Vlissingen. Ze was 13 jaar toen haar moeder overleed en 17 jaar toen zij zich liet 'schaken' door een jonge man waar ze niet mee mocht trouwen, zo besloot haar familie. Toen ze 21 jaar was, trouwde ze met Adrianus Wolff, een 30 jaar oudere dominee, en ging bij hem wonen in de pastorie aan de Middenweg in Middenbeemster.
Als jonge vrouw was ze erg eenzaam in de Beemster, maar gelukkig gaf het schrijven haar veel afleiding. Betje Wolff was aanhanger van de Verlichting. Ze kreeg veel kritiek op haar werk omdat ze zich verzette tegen de regenten en de volgens haar ouderwetse kerk. Eén van degenen die kritiek had op haar werk was Agatha (Aagje) Deken (1741-1804). De vrouwen gingen corresponderen met elkaar en raakten bevriend. Die vriendschap werd uiteindelijk zo hecht dat Betje Wolff na het overlijden van haar man (1777) in 1778 met Aagje Deken ging samenwonen in De Rijp aan de Rechtestraat waar zij vier jaar woonden. Daarna woonden zij achtereenvolgens in Beverwijk, Trévoux (Frankrijk) en Den Haag waar ze enkele dagen na elkaar overleden.
De dames schreven gezamenlijk en gaven verschillende boeken uit. Hun bekendste werken waren de briefromans De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782), en Historie van den heer Willem Leevend (1784-1785). Door deze werken werden de schrijfsters beroemd en konden zij financieel lange tijd goed rondkomen.
Heruitgegeven
Mocht je belangstelling hebben voor de boeken van Betje en Aagje, bezoek dan de Openbare Bibliotheek. Daar kun je boeken lenen, geschreven door de dames en boeken over (het leven van) de twee vrouwen.
In de vroegere pastorie in Middenbeemster waar Betje Wolff heeft gewoond toen zij getrouwd was met dominee Wolff, is het naar haar vernoemde Betje Wolff Museum ingericht.
Wil je meer weten over Betje Wolff en Aagje Deken? Kijk even op deze website.
Wil je meer weten over Betje Wolff en haar periode in Middenbeemster? Kijk even op deze website.