De watertoren in Kwadijk vervulde in de Tweede Wereldoorlog een bijzondere, maar voor de Duitse bezetter voor de hand liggende functie: het gebouw werd gebruikt als uitkijkpost om, zo gaat de overlevering, geallieerde vliegtuigen te spotten. De toren werd bemand door een stuk of vijf, zes Duitse militairen. Het groepje bestond uit één militair met een hoge rang en verder soldaten die eerst in Noord-Afrika hadden gevochten. De militairen werden regelmatig vervangen door een andere groep. Het verhaal gaat ook dat de Duitsers uit verveling vanaf het dak van de toren schoten op hazen die ze in de weilanden zagen lopen.
Jan Wijhenke (geboren in 1931) herinnert zich de Duitsers nog:
Boeren onder elkaar
Er was er altijd eentje bij, dat was zo’n felle. Maar op een gegeven moment was er een soldaat, die was anders. Ik weet niet hoe hij heette, maar hij kwam af en toe bij ons op de boerderij een praatje maken bij mijn vader. Hij was ongeveer veertig jaar en had zelf ook een boerderij, in Mecklenburg, met zo’n veertig koeien. Mijn vader sprak geen Duits; de Duitser geen Nederlands, maar met handen en voeten kwamen ze een heel eind! Het was een aardige kerel. Liep wel altijd in uniform maar droeg geen wapen. Hij vertelde dat hij heimwee had naar zijn gezin met vier dochters. Hij wilde erg graag naar huis, was, net als wij, tegen de oorlog. Op een gegeven moment was hij bij ons, ’t was herfst of winter, dat weet ik niet meer. Maar het was erg koud. Dat viel hem op. Mijn moeder klaagde dat de briketten (brandstofblokken) op waren. De soldaat ging later weer weg. Toen mijn vader de volgende dag buiten kwam, vond hij een zak briketten. Dat was wel erg toevallig!