De Hongerwinter (1944-1945) treft vooral het westen van Nederland. Minister-President Gerbrandy schrijft vanuit Londen aan generaal Eisenhouwer dat ‘de Nederlandse regering niet kan aanvaarden dat lijken bevrijd zullen worden’. Een en ander leidt ertoe dat het Rode Kruis in actie komt. Vanuit het neutraal gebleven Zweden arriveren eind januari 1945 drie vrachtschepen met meel in Delfzijl (Groningen). Het meer dan welkome meel wordt verdeeld onder de Nederlandse bakkers. Ook bakker Goïnga aan het Noorderpad in Zuidoostbeemster krijgt zijn deel en bakt het inmiddels legendarische Zweedse wittebrood waarover na de oorlog de mythe is ontstaan dat de broden door geallieerde vliegtuigen zouden zijn gedropt. Dat is een misverstand; de geallieerden hebben voedsel gedropt, maar geen Zweeds wittebrood, dat werd door de Nederlandse bakkers gebakken en eind februari 1945 uitgedeeld.
Op de foto’s poseren enkele bakkers op het erf van genoemde bakker Goïnga. Links onder op de geschraagde tafel liggen Zweedse wittebroden.