Volendammer mannen in klederdracht zijn bezig met het inleggen van ansjovis.
Voor de afsluiting van de Zuiderzee visten de Volendammers op haring en ansjovis. Die laatste vis werd gezien als een waardevolle bijvangst. Meteen na de vangst werd de ansjovis aan boord 'gedopt'; de kop en ingewanden werden verwijderd. Dat deden de vissers met de hand. Het was belangrijk werk dat bederf moest voorkomen. Daarna werd de schoongemaakte vis in lagen in houten vaten gelegd, zogenaamde ankers. Dit waren vaten met een inhoud van ongeveer 30 kilo. Tussen elke laag vis werd een dikke laag grof zeezout gestrooid dat het vocht uit de vis trok. De volgende stap in het proces was het stevig aandrukken door een zogenoemde inlegger die de visjes netjes opstapelde in vaten of manden, dat vond plaats in zouterijen die grensden aan de Volendammer haven. De vis werd daarna afgesloten met een houten deksel dat werd verzwaard met een steen of houten schijf.
De vis werd enkele weken tot maanden bewaard om te rijpen en ging daarna per beurtschip naar Amsterdam waar het werd opgeslagen. Uiteindelijk werd veel ansjovis naar Duitsland geëxporteerd. Daar was veel vraag naar de zoute ansjovis.