Botters verlaten de haven van Volendam (1910). In het midden de VD68. Aan de wal biddende vrouwen in klederdracht.
Rond 1900 had Volendam met ongeveer 250 ingeschreven botters en kwakken (grotere botters) de grootste vissersvloot van de Zuiderzee. Deze vloot bestond uit houten zeilschepen die met name werden ingezet voor de visserij op haring, ansjovis, paling, bot (met 's winters het botkloppen) en garnalen. Na 1900 trad een kentering op. Dat was mede het gevolg van de opkomst van stoomschepen, de aanleg van de Afsluitdijk en de veranderingen in het ecosysteem van de Zuiderzee.