Begin 20e eeuw speelde de visserij nog een centrale rol in het dagelijks leven van Marken. Het eiland was sterk afhankelijk van de opbrengst uit de Zuiderzee, en de vloot bestond vooral uit botters, kwakken en kleinere schuiten die zich richtten op de haring- en ansjovisvangst, maar ook op de visserij met het kuilnet en de palingfuiken.
Om de vissersvaart te reguleren en overzicht te houden over de omvang van de vloot, werden vissersvaartuigen officieel geregistreerd. Elk schip kreeg een registratienummer dat bestond uit letters en cijfers: de letters gaven de herkomstplaats aan, terwijl de cijfers het volgnummer binnen die plaats aanduidden. Voor Marken was dat de afkorting "MK". Zo voeren de schepen herkenbaar rond met registraties als MK 12 of MK 83, geschilderd op de boeg en vaak ook op het zeil.
Deze registratie had meerdere functies. Enerzijds diende ze voor de toezicht en belastingheffing door de overheid, en anderzijds maakte ze het gemakkelijker om schepen te identificeren bij inspecties, vangstrapportages en in geval van ongevallen op de Zuiderzee. Bovendien versterkte het registratienummer de band tussen het schip en de gemeenschap: iedere Markenaar kende de schepen en hun bemanning, en de nummers waren nauw verweven met families die vaak generaties lang hetzelfde vaartuig gebruikten of doorgaven.
De registratie liet ook zien dat de vloot van Marken begin 20e eeuw nog omvangrijk was, al stond de traditionele Zuiderzeevisserij onder druk. Met de plannen voor de Afsluitdijk (die in 1932 zou worden voltooid) en de opkomst van moderne scheepvaartmethoden, betekende de registratie uit deze tijd een momentopname van een eeuwenoude visserscultuur die in de decennia daarna sterk zou veranderen.