In deze bron zie je een handgeschreven brief van Willen Ent, een zuiderzeevisser. Willem is het oneens met het feit dat zijn steun is ingetrokken. Het Rijk is er achtergekomen dat Willem extra verdiensten had op de Groote Vaart, om zijn schuld bij ene meneer De Haas af te kunnen lossen.
Let op, Willem was zeer waarschijnlijk laag geletterd, wat niet heel gek was in die tijd. Zijn brief is niet altijd even begrijpbaar.
Woensdag 10 Mij 1933
Mijnheer daar ik u brief ontvange heb en dat mijn zuiderzeesteun is ingehouden omdat ik op de Groote vaart geweest ben nu kan ik niet begrijpe hoe u dat kan doen daar ik van mijn 13de jaar altijd Visserman geweest ben eerst voor knegt en later voor ons eigen met mijn broer tot nu aan toe en als dan de visserij slegt was dan ging ik wel na de Groote vaart enkele Reizen maar als de visserij dan weer goed was dan moest ik weer vissen omdat je alleen geen haring kunne vissen omdat ik noodig was. Zoo doende heb ik Reize op de Groote vaart gemaakt om wat geld over te garen om daar wat fiswant voor te kunnen koopen want u kan wel begrijpe wij zijn met nik begonne. Van 13d jaar af zoo doende moest ik wel en nu ik zoo ver ben dat wij alles hebbe vis van boot en nu is de zee digt en de verdienste weg ik in die jare heb ik ook een boot gehad van de Haas nog en later ook nog een Botter op schuld van de Haas en dan moest ik wel enkele Reizen make om die schulde te kunnen betalen en zoo ver hebben wij het kunnen brenge dat nu alles van ons eige is en dat is beslist de waarbij en nu krijg ik en deze slegte tijd tijding dat mijn steun afgeloope is en daar ik er tog volkome Regt op heb daar ik tog alles heb helpe op werken tot nu toe nu Mijnheer. Ik hoop dat u dat nog eens goed wilt onderzoeken en dat ik dan zoo gouw mogelijk berigt van krijg daar mijn vrage tog Reedelijk zijn nu Mijnheer verder in afwagting.
W. Ent
Zuideinde
