Langs de oevers van de oude Zuiderzee leefden vissers al generaties van de zee. Urk, Volendam, Marken – dorpen waar het leven draaide om vis, botters en de wind. Maar in 1932 veranderde alles. De Afsluitdijk werd gesloten, en de zoute zee werd een zoet meer: het IJsselmeer.
Met het zoute water verdwenen ook de vissen – haring, ansjovis, bot. De Zuiderzeevissers waren aan het begin van de plannen van de Zuiderzeewerken vooral geïnteresseerd in de compensatie die de bouw van de Afsluitdijk zou opleveren. Maar het indienden van de Zuiderzeesteunwet duurde lang bij de Tweede Kamer, dit zorgde voor groeiende onrust bij de vissersdorpjes. Men dacht dat de komende compensatie karig zou worden en vonden het onterecht dat er geen enkele vergoeding zou komen voor waardevermindering van bezit, zoals boten en netten. Ze stuurden petities, trokken naar Den Haag, en protesteerden voor hun recht op een toekomst. Uiteindelijk een vergeefse poging.
Tot op de dag van vandaag dragen de vissersdorpen de sporen van die tijd – en klinkt in hun verhalen nog altijd de stem van de zee die eens hun leven was. Tientallen jaren na de bouw van de Afsluitdijk worden vissers nog steeds geconfronteerd met indamming van hun werkgebied. Steeds meer regels en minder vrijheid. Een bekende leus.